Knie
Het kniegewricht bestaat uit drie beenderen: het bovenbeen (femur), het scheenbeen (tibia) en de knieschijf (patella). Het is het grootste gewricht van ons lichaam en het werkt op de eerste plaats als een scharniergewricht.
De uiteinden van het bovenbeen en het scheenbeen zijn bedekt met een laag kraakbeen om een soepele en pijnloze beweging tussen de twee botuiteinden mogelijk te maken.
Tussen het bovenbeen en het scheenbeen zitten een binnenste en een buitenste meniscus. De meniscussen werken als schokdempers. Ze stabiliseren het kniegewricht en beschermen het kraakbeen.
De knie wordt verder gestabiliseerd door vier ligamenten:
- de voorste en de achterste kruisband lopen centraal in de knie;
- de mediale collaterale band loopt langs de binnenkant van de knie;
- de laterale collaterale band loopt langs de buitenkant van de knie.
De knie kan pas goed bewegen en functioneren op voorwaarde dat een aantal krachtige spiergroepen in goede conditie zijn. Aan de voorkant van het bovenbeen zit de quadriceps die verantwoordelijk is voor het strekken van de knie.
Aan de achterkant van het bovenbeen bevinden zich zijn tegenhangers, de hamstrings. Samen met een deel van de kuitspieren zorgen zij voor het buigen van knie. Deze spieren spelen een sleutelrol in het pijnvrij bewegen van de knie.
De knieschijf ten slotte beschermt de voorkant van de knie. Aan de knieschijf hechten bovenaan de quadriceps en onderaan de kniepees aan, die zich vooraan op het scheenbeen aanhecht. Het patellofemoraal gewricht is een deel van het kniegewricht, gelegen tussen de knieschijf en het bovenbeen aan de voorzijde van de knie. De knieschijf heeft aan de achterzijde een dikke kraakbeenlaag met een centrale verhevenheid aangepast aan het groeve ter hoogte van het uiteinde van het bovenbeen, waardoor ze bij plooien en strekken vlot kan glijden.
Elk van bovenstaande onderdelen kan schade oplopen, ofwel door een trauma (vb. draaibeweging, val, verkeersongeval), ofwel door veroudering, met pijn en functieverlies in de knie tot gevolg.
Gewrichtskraakbeen is het spiegelgladde, witte weefsel dat de uiteinden van botten bedekt waar ze samenkomen om gewrichten te vormen. Dit kraakbeen is een veerkrachtig weefsel. Na belasting neemt het kraakbeen de oorspronkelijke vorm weer in, net zoals de werking van een spons. Door deze eigenschappen is kraakbeen uitermate geschikt om drukkrachten op het kniegewricht op te vangen.
Het gewrichtsoppervlak is vooral opgebouwd uit een speciaal type kraakbeenweefsel dat hyalien kraakbeen wordt genoemd. Hyalien kraakbeen bestaat voor ongeveer 90 procent uit water, wat zorgt voor het vorm-herstellend vermogen. Het is opgebouwd uit vier lagen die geleidelijk overgaan in bot. Hyalien kraakbeen bevat minder dan 5 procent kraakbeencellen of chondrocyten, welke een vlecht werk van collageenvezels aanlegt. Deze vezels zijn in elkaar geweven en hebben in alle vier de lagen van het kraakbeen steeds een andere richting.
Hierdoor ontstaat een sterke structuur. De bovenste laag is enigszins vervormbaar, zodat er geen schade ontstaat wanneer hierop krachten worden uitgeoefend. De volgende kraakbeenlagen worden steviger, zodat ze een schokdempende werking hebben. De diepste kraakbeenlaag bestaat uit de stevigste collageenvezels. Onder het ‘echte’ kraakbeen bevindt zich nog een laag kalkrijk kraakbeen. Dit vormt de overgang naar het onderliggende bot.
In dit kraakbeen vlechtwerk zitten proteoglycanen “gevangen”. Deze grote moleculen worden ook door de kraakbeencellen gemaakt en willen graag water aan zich binden. Daardoor zwellen de proteoglycanen op. Dit maakt het kraakbeen stijver, elastischer, gladder en sterker. De proteoglycanen zelf zijn opgebouwd uit Glycosaminoglycanen, waaronder Chondroïtinesulfaat, Keratansulfaat en Hyaluronzuur. Deze laatste substantie speelt ook een rol bij de smering van het kraakbeen.
Kraakbeen heeft geen doorbloeding maar kan wel door belasting (druk) voorzien worden van voedingsstoffen. Door belasting zakt het kraakbeen in, waardoor afvalstoffen uit het kraakbeen worden gedrukt. Wanneer de belasting wordt opgeheven, ontstaat weer ruimte om water, zuurstof en voedingsstoffen op te nemen. Het is dus van belang om kraakbeen te belasten en te ontlasten. De voedingsstoffen worden uit de gewrichtsvloeistof gehaald. Door beweging van de gewrichten wordt deze vloeistof steeds ververst waardoor het kraakbeen weer nieuwe voedingsstoffen kan opnemen.
Het is van groot belang om te blijven bewegen, ook bij beschadiging van het kraakbeen.
Functie
- Gewrichtskraakbeen zorgt ervoor dat beide gewrichtsuiteinden zonder wrijving moeiteloos over elkaar glijde;
- Het gewrichtskraakbeen functioneert als schokdemper in de knie (samen met de meniscussen).
Oorzaak van kraakbeenletsels
- Ongeval, sportongeval: bv. draaibeweging van de knie. Vaak gaat dit ook gepaard met bijhorende letsels aan een meniscus of een gewrichtsband. Een sportongeval is vaak verantwoordelijk voor een “geïsoleerd“ kraakbeenletsel: het aanliggende kraakbeen blijft nog in goede conditie;
- Osteochondritis dissecans: dit is een aandoening waarbij het onderliggende bot tijdelijk zonder bloed valt. Het bot sterft af waardoor het bovenliggende kraakbeen eveneens afsterft omdat het geen stabiele ondergrond meer heeft. Osteochondritis dissecans is een ziekte die voornamelijk voorkomt bij kinderen en jongeren;
- Overbelasting: veelvuldig dezelfde bewegingen met druk op dezelfde plaats in knie geven geleidelijk aan aanleiding tot slijtage van het kraakbeen;
- Slijtage: degeneratie van het kraakbeen of het ontstaan van artrose. Het relatieve gehalte aan collageenvezels neemt toe en de hoeveelheid water neemt af. Daardoor vermindert de veerkracht van het kraakbeen. Het gevolg is dat de kraakbeenlaag gaat afslijten en er artrose ontstaat;
- Reumatische aandoeningen.
Kraakbeen is echter niet voorzien van bloedvaten, lymfevaten en zenuwvezels. Dit maakt dat het bij beschadiging niet meer kan herstellen. Doorbloeding is immers essentieel voor herstel van beschadigd weefsel. Een kraakbeenletsel dat niet wordt behandeld, heeft een grotere kans om zich uit te breiden.
Klachten van kraakbeenletsels
- Pijn bij belasting van de knie. Omdat kraakbeen geen zenuwen en bloedvaten heeft die voor de stofwisseling zorgen, veroorzaken ondiepe letsels meestal geen pijn. Vaak zullen klachten optreden door irritatie van het synovium of slijmvlies van de knie. Eenmaal de kraakbeen letsels dieper zijn, zal ook ht onderliggende bot pijnlijk worden;
- Zwelling;
- Krakend of schurend geluid (crepitaties);
- Doorzakkingsgevoel;
- Blokkage: als een losgekomen stukje kraakbeen rondzwerft in de knie kan dit blokkages veroorzaken.
Diagnose en onderzoeken
- Klinisch onderzoek geeft aan of er vocht zit in de knie. Bij geïsoleerde kraakbeen letsels is de pijn vaak goed te lokaliseren;
- Hyalien kraakbeen bestaat voor ongeveer 90 procent uit water. Daardoor kan kraakbeen niet zichtbaar worden gemaakt op een röntgenfoto. Radiografie geeft wel een zeer goede schatting van de breedte van de gewrichtsspleet;
- Arthro CT scan (CT scan met contrast vloeistof). Kan de grootte van het letsel mooi aantonen;
- MRI scan: kan het kraakbeen letsel goed aantonen en is tevens belangrijk om bijkomende schade aan andere structuren (bv. meniscus) aan te tonen;
- Arthroscopie. Dit onderzoek kan de grootte van de letsels, de diepte van de letsels, de stevigheid van de randen van de letsels best aantonen.
Er worden 4 graden van ernst van kraakbeen letsels beschreven:
- Graad 0: normaal gezond kraakbeen
- Graad 1: het kraakbeen vertoont een zwakke plek of blaren
- Graad 2: kleine scheuren in het kraakbeen, maar minder dan 50 % van de dikte van de laag van het kraakbeen
- Graad 3: letsels met diepe holten, met meer dan 50% van de dikte van de laag kraakbeen
- Graad 4: door de diepe scheur in het kraakbeen ligt het onderliggende (subchrondrale) bot bloot
Behandeling
Traumatische, geïsoleerde kraakbeenletsels zijn best behandelbaar. De degeneratieve kraakbeen letsels zijn het moeilijkst te behandelen. Boven de leeftijd van 50 jaar zijn er weinig opties voor echte heelkundige kraakbeen behandelingen. Indien kraakbeenletsels niet behandeld worden, kan de laag kraakbeen geleidelijk verder afslijten met slijtage en artrose tot gevolg.
Niet operatieve behandeling
- Pijnstillers en ontstekingsremmende medicatie;
- Gewichtsreductie: door de belasting op het kniegewricht te verminderen, zal de pijn duidelijk verminderen;
- Oefentherapie, kinesitherapie: bewegingssporten zonder belasting van het lichaamsgewicht zijn uitstekend voor het knie gewricht en zorgen voor voeding van het kraakbeen (bv. Fietsen, zwemmen);
- Inspuiting:
- Cortisone preparaat: om de pijn en ontsteking te verminderen;
- Hyaluronzuur;
- PRP;
- Stamcellen uit buikvet.
Operatieve behandeling
Alvorens een behandeling te starten zal steeds een nazicht gebeuren van uw been as ( O-been of X-been). De been as kan soms een groot effect hebben voor het herstel na de uitgevoerde behandeling.
- Arthroscopisch debridement of “opkuis” operatie.
Tijdens een kijkoperatie worden de losliggende kraakbeen stukjes verwijderd door middel van een shaver (mini freesje met stofzuiger). De randen van het kraakbeenletsel worden gestabiliseerd of terug “glad” gemaakt. De resultaten op lange termijn zijn moeilijk te voorspellen.
- Microfractuur of ice-pick operatie
Tijdens een kijkoperatie worden met een instrument (een priem of ice-pick) kleine gaatjes geprikt in het onderliggende bot. Bij het doorprikken van het bot komt het onderliggende beenmerg (met stamcellen) doorheen de gaatjes in het letsel. In het letsel vormt zicht een bloedklonter met stamcellen die het kraakbeenletsel kan opvullen. Deze stamcellen kunnen dan een soort litteken kraakbeenweefsel vormen (fibrocartilago). Dit littekenweefsel is steeds van mindere kwaliteit ten opzichte van het oorspronkelijk hyalien kraakbeen.
Deze ingreep kent de beste resultaten bij relatief jonge patiënten, met goed onderliggend bot en geïsoleerde letsels tot 1.5 vierkante centimeter.
Deze techniek blijft momenteel nog steeds de gouden standaard voor kraakbeen behandeling.
- Mozaïek plastie – OATS (Osteochondral Autograft Transfer System)
Cilindertjes kraakbeen met een deeltje bot eraan worden getransplanteerd van een gezond, niet belast deel van de knie naar het letsel. De diameter en aantal van de plugjes kan variëren naargelang de grootte van het letsel. Het letsel wordt dus opnieuw volledig opgevuld met lichaamseigen kraakbeen/bot. Gezien de hoeveelheid over te planten cilinders toch beperkt is, kunnen grote defecten vaak niet behandeld worden met deze vorm van kraakbeen transplant. Figuur 8
- Kraakbeen cel transplantatie ( ACI – MACI)
In een eerste fase worden tijdens een kijkoperatie kraakbeen stukjes weggenomen (biopsie). Deze kraakbeenstukjes worden naar het labo gestuurd.
In het labo worden de cellen van deze stukjes gekweekt gedurende een 10-tal weken. In een tweede fase worden dan deze gekweekte cellen geïmplanteerd via een kleine opening in de knie. Deze techniek mikt vooral op herstel van het hyalien kraakbeen.
Deze techniek is heden omwille van tegenvallende klinische resultaten en kostprijs (niet terugbetaald) bijna volledig verlaten.
- Kraakbeen scaffolds (Maioregen)
Voor letsels waarbij zowel kraakbeen als bot is aangetast kan een kunstkraakbeenvlies of scaffold worden geïmplanteerd. Deze scaffold laat toe om kraakbeen en bot te herstellen in dezelfde ingreep. Scaffolds zien eruit als een stukje schuim of een plug en kunnen op maat afgeknipt worden om het defect te vullen.
De bovenste laag van een MaioRegen bestaat uit collageen en vervangt het kraakbeenweefsel. De onderste laag vervangt het botweefsel. Het materiaal stimuleert groei van nieuw kraakbeen- en botweefsel. Uiteindelijk zal het weefsel grotendeels worden opgenomen door het lichaam.
- Metalen implantaten (Episurf)
Indien grotere kraakbeen letsels bestaan die niet kunnen opgelost worden met de bovenstaande biologische oplossingen, kan een metalen implantaat een oplossing bieden. Op basis van een MRI scan wordt 3 dimensioneel het letsel gereconstrueerd en wordt een metalen implantaat voorzien op die maat.
Narcose en ziekenhuisverblijf
De ingreep gebeurt via daghospitalisatie of 1 nacht opname en kan gebeuren via een ruggenprik of korte algemene narcose.
Complicaties
De kans op een complicatie bij een kraakbeen operatie van de knie is zeer gering.
- Nabloeding van de wondjes of een nabloeding in de knie. Dit proberen we te voorkomen door veel ijsapplicaties.
- De wondjes kunnen soms een tijdje gevoelig blijven na een kijkoperatie. Soms kan er ook een periode voosheid rond de littekentjes bestaan.
- Blijvende pijnklachten. Realistische verwachtingen zijn belangrijk! Er is geen enkele biologische kraakbeen behandeling die het letsel volledig in zijn oorspronkelijke vorm kan herstellen.
- Infectie: zeer kleine kans omdat er uitvoerig wordt gespoeld tijdens kijkoperatie.
- Er kan zich een bloedklonter of flebitis vormen in uw geopereerde been. We geven in de eerste week altijd spuitjes en we proberen zo snel mogelijk te bewegen om die kans tot bijna nul te reduceren.
- Schade door de kijkoperatie aan structuren rond de knie, zoals zenuwen of bloedvaten, is zeer zeldzaam.
Revalidatie
Omdat de behandelde zone van beschadigd kraakbeen tijd nodig heeft om te herstellen, mag de knie slechts heel progressief terug belast worden. Er wordt een specifiek kineschema meegegeven bij ontslag uit het ziekenhuis in functie van de toegepaste techniek. Tijdens de eerste maanden van de revalidatie wordt ook een brace gedragen om de behandelde zone te ontlasten. Er zal altijd noodzaak zijn tot gebruik van krukken om steunname te beperken in de eerste 3 tot 6 weken.
Weetjes
- Probeer de pijn onder controle te houden met de voorgeschreven pijnstillers en ijsapplicaties.
- Hou de wondjes proper en droog. Douchen is toegestaan met een douche pleister (opsite, tegaderm, ..) De hechtingen kunnen na 14 dagen verwijderd worden door de thuisverpleging of uw huisarts.
- Spuitjes in de buik worden aangeraden voor de eerste 10 tot 30 dagen (bloedverdunners om flebitis te vermijden). Dit is afhankelijk van het type uitgevoerde operatie.
- Arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van de inhoud van de job. Ook de manier van verplaatsing naar het werk is belangrijk. Bespreek dit voor de ingreep met uw arts.
- Autorijden. U mag beginnen autorijden wanneer de knie betrouwbaar, krachtig en stabiel aanvoelt. Tevens is het belangrijk dat de knie minstens 90° plooit. Voor de meeste mensen is dit ongeveer 6 tot 8 weken na de ingreep.
- Sporthervatting. Uw kinesitherapeut en chirurg zullen u adviseren wanneer het veilig is om uw hobby’s weer te hervatten. Dit zal afhangen van het type sport en van het niveau waarop u deze sport beoefent. Fietsen is de ideale activiteit om de knie terug soepel te maken en om de dijspieren te trainen zonder de knie te overbelasten. Na 4 tot 6 weken kunnen onbelaste sport activiteiten (bv fietsen) opbouwend terug hervat worden indien de pijn en de zwelling voldoende verdwenen zijn. Intensief beoefenen van loop- en springsporten laat vaak 12 tot 18 maanden op zich wachten.
Pijn die zich situeert in het voorste gedeelte van het kniegewricht, meer bepaald tussen de knieschijf en het bovenbeen, noemen we “voorste kniepijn”. Er kunnen verschillende problemen aan de basis liggen van voorste kniepijn. Elk van die problemen vraagt een verschillende aanpak. Hieronder volgt een overzicht van de meest frequente aandoeningen die voorse kniepijn kunnen veroorzaken en hun behandeling.
Stabiliteitsproblemen
De knieschijf is onmisbaar voor het strekmechanisme van de knie. Als de knieschijf niet goed spoort in de groeve van het dijbeen, dan ontwricht ze. Ze kan ofwel uit de groeve ontsporen (subluxatie) ofwel volledig uit de kom schieten (patella luxatie). Wanneer de knieschijf volledig uit de kom schiet, scheurt het mediaal patellofemoraal ligament (MPFL) altijd. Daardoor wordt het risico op ontwrichting van de knieschijf in de toekomst groter.
De laatste jaren wordt daarom steeds vaker gekozen voor een reconstructie van het mediaal patellofemoraal ligament via chirurgie, zeker als de knieschijf meer dan twee keer ontwricht.
Patellofemoraal pijnsyndroom
- Wat is het patellofemoraal pijnsyndroom?
Het gaat om pijnklachten rondom de knieschijf. Het patellofemoraal pijnsyndroom komt het vaakst voor bij meisjes en jonge vrouwen (12-25 jaar).
De pijnklachten uiten zich meestal wanneer er druk op de knieschijf komt te staan. Bij activiteiten zoals trappen lopen, afdalen en springen moet de knieschijf tot acht keer het lichaamsgewicht verwerken. Ook statische activiteiten zoals lang staan, lang zitten met diep geplooide knieën en hurken, bouwen een enorme druk in het kniegewricht op.
- Oorzaken
Er zijn veel verschillende factoren die het patellofemoraal pijnsyndroom kunnen veroorzaken:
– X-benen
– rotatieafwijkingen in de onderste ledematen
– verkorte spieren en/of pezen
– verstoorde werking of ontwikkeling van de spieren rondom de knieschijf
– afwijkende vorm van de groeve in het bovenbeen
– afwijkende vorm van de knieschijf
– afwijkende inplanting van de kniepees op het onderbeen
– hyperlaxe gewrichten
– overbelasting van de knie of posttraumatisch (vb. stoten van de knie)
– overgewicht en/of kniebelastende activiteiten (vb. hurken, traplopen, intensieve sportbeoefening)
– kraakbeenschade aan de knieschijf of de groeve in het bovenbeen
Als één of meerdere van bovenstaande factoren aanwezig zijn, wordt de behandeling van de klachten daaraan aangepast. In verreweg de meeste gevallen van het patellofemoraal pijnsyndroom wordt er echter geen duidelijke oorzaak gevonden.
- Klachten
De klachten van het patellofemoraal pijnsyndroom zijn zeer uiteenlopend . Vaak gaat het om een combinatie van twee of meerdere van de volgende klachten:
– een constant gevoel van druk rond de knieschijf (“de knie voelen”)
– stijfheid van de knie met sporadisch beperkte zwellingen
– pijn bij trappen op- of aflopen
– pijn bij knielen, hurken, langdurig rechtstaan/zitten (vb. recepties, cinema)
– pijn bij bergop fietsen of bergaf wandelen
– krakend gevoel of haperen van de knie bij plooien/strekken
- Onderzoeken en diagnose
De diagnose van patellofemoraal pijnsyndroom wordt gesteld op basis het klachtenpatroon van de patiënt en klinisch onderzoek.
Uit het klinisch onderzoek kan blijken dat bijkomend onderzoek aangewezen is om eventuele oorzakelijke factoren in het licht te stellen. Een röntgenfoto van de knie geeft een duidelijk beeld over de anatomie van de knieschijf en haar relatie tot de groeve waarin ze spoort. Ook geeft de foto een idee van de status van het kraakbeen. Als er vermoedens zijn van kraakbeenletsels of als er specifieke metingen moeten worden uitgevoerd, kan bijkomend nog een MRI of CT-scan aangewezen zijn.
- Behandeling
De klachten zijn zeer vervelend maar vaak verdwijnen ze spontaan op volwassen leeftijd. In tegenstelling tot wat soms beweerd wordt, is het patellofemoraal pijnsyndroom geen voorbode van artrose!
De meeste klachten moeten conservatief (d.w.z. niet chirurgisch) worden behandeld door één of meerdere van de volgende behandelingen:
- Kinesitherapie
Oefentherapie, onder de vorm van kinesitherapie in combinatie met thuisoefeningen, is de grondsteen van de behandeling. De patiënt ontvangt een specifiek kinesitherapieschema om de spieren van de knie correct te stretchen en te trainen met extra aandacht voor bepaalde spiergroepen, die erg belangrijk zijn voor het correct sporen van de knieschijf in de groeve (zie “revalidatieschema patellofemoraal pijnsyndroom”).
- Relatieve rust
Vaak is het voldoende om een periode van rust in te lassen of de sportieve activiteiten tijdelijk terug te schroeven naar een lager niveau of een lagere intensiteit. Soms is het nodig om tijdelijk helemaal te stoppen met de sport en om eerst bepaalde spieren te trainen met de kinesist. Daarna kan de sport onder begeleiding worden hervat.
Het kan ook aangewezen zijn om de bewegingen die pijn uitlokken (knielen, lang staan, trappen doen, langdurig geplooid zitten…) tijdelijk te vermijden tot de knie via oefentherapie voldoende getraind is om deze bewegingen terug te verdragen.
- Pijnstillers en ijs
Frequent ijs op de knieschijf leggen in combinatie met een korte kuur van een ontstekingsremmer (NSAID) heeft een pijnstillend en ontstekingswerend effect.
- Gewichtsverlies
Bij patiënten met overgewicht kan een gering gewichtsverlies (5 kg) al voldoende zijn om de klachten te verbeteren. Zoals hierboven al vermeld moet de knieschijf bij activiteiten zoals trappen lopen tot acht keer het lichaamsgewicht verwerken. 1 kg minder lichaamsgewicht wordt bijgevolg door de knie aangevoeld als 8 kg minder druk.
- Kraakbeensupplementen
In bepaalde gevallen kunnen voedingssupplementen, in de vorm van hyaluronzuurpreparaten, voorgeschreven worden. Dit is geen medicatie, niet schadelijk en kan langdurig worden ingenomen zonder bijwerkingen. Een kuur moet minstens zes maanden worden gevolgd om het effect ervan te kunnen evalueren. Kraakbeensupplementen kunnen de noodzakelijke oefentherapie uiteraard niet vervangen!
- Kijkoperatie van de knie (arthroscopie)
Uitzonderlijk is er een reden om een kijkoperatie van de knie uit te voeren, bijvoorbeeld bij achteruitgang na een trauma, blokkages, frequente vochtuitstortingen… Door de goede beeldvormingstechnieken is het vandaag echter niet meer nodig om een kijkoperatie van de knie te doen enkel om een diagnose te kunnen stellen.
Kraakbeenletsels en artrose
Kraakbeenletsels aan de knieschijf of de groeve waarin de knieschijf spoort, uiten zich hoofdzakelijk via de klachten van het patellofemoraal pijnsyndroom. Bij grote kraakbeenletsels gebeuren ook soms vochtuitstortingen in de knie, voornamelijk na een inspanning.
De meeste behandelingen voor het patellofemoraal pijnsyndroom worden ook ingezet voor kraakbeenletsels van de knieschijf of groeve. Wanneer uit het onderzoek in het kader van het patellofemoraal pijnsyndroom blijkt dat er kraakbeenletsels zijn, dan zijn er aanvullend nog aan aantal andere behandelingen mogelijk:
- Inspuitingen van de knie
De knie wordt ingespoten met cortisone of een hyaluronzuur gel. Cortisone (vb. Depomedrol) is aangewezen bij een acute achteruitgang met vocht in de knie (posttraumatisch, overbelaste of ontstoken knie).
Hyaluronzuur gel (vb. Ostenil, Synvisc) kan een positief effect hebben voor (ochtend)stijfheid, knagen en zeuren van de knie.
De inspuitingen worden meestal in series van drie inspuitingen kort na elkaar gegeven om een sterker effect te verkrijgen.
Als bovenstaande inspuitingen in combinatie met andere maatregelen geen effect hebben, kan PRP-therapie aangeraden worden. Deze therapie brengt echter een behoorlijke meerkost met zich mee omdat ze niet wordt terugbetaald door de ziekteverzekering.
- Kijkoperatie van de knie (arthroscopie)
Via een kijkoperatie kan het kraakbeen met een radiofrequente probe of een ice picking procedure gestabiliseerd worden. Dit werkt het best bij een acute achteruitgang (posttraumatisch) of bij frequente vochtuitstortingen. Chronische pijnklachten reageren minder goed op een operatieve stabilisatie.
- Patellofemorale prothese
Wanneer bovenstaande behandelingen geen afdoende verbetering van de klachten geeft en de kraakbeenschade dermate uitgebreid is dat het bot van de knieschijf grotendeels in contact komt met het bot van de groeve, dan spreken we van eindstadige artrose. Hierbij kan bij teveel functionele hinder in het dagelijkse leven een patellofemorale prothese aangewezen zijn. De achterzijde van de knie en de groeve waarin de knieschijf spoort worden dan vervangen door kunststukken. De rest van de knie blijft bewaard.
Een kijkoperatie van de knie (arthroscopie) is een minimale heelkundige ingreep waarbij de knie via twee kleine sneetjes aan de voorzijde van de knie wordt bekeken en behandeld. De kijkoperatie gebeurt in dagopname onder een korte oppervlakkige narcose. De postoperatieve ongemakken worden daardoor tot een minimum beperkt.
Welke letsels worden behandeld?
Er zijn verschillende letsels die behandeld kunnen worden door een kijkoperatie van de knie. Hieronder worden de meest voorkomende gevallen kort beschreven. Niet elk dergelijk letsel maakt een ingreep noodzakelijk. De beslissing tot operatief ingrijpen houdt verband met de concrete klachten en met het profiel van de patiënt.
- Meniscusscheur
Zoals in het deel over de anatomie van de knie vermeldt, bevinden zich in het kniegewricht een binnenste en buitenste halfmaanvormige meniscus, welke de ruimte tussen de ronde uiteinden van het bovenbeen en het vlakke plateau van het scheenbeen opvullen. Bij jonge patiënten ontstaat een meniscusscheur door een plotse draaibeweging of bij diep plooien. Op latere leeftijd ontstaan de klachten ook soms spontaan door slijtage en verminderde kwaliteit van de meniscus zelf.
Mogelijke symptomen bij een meniscusscheur zijn knieblokkages, diepe pijn aan de kant van de scheur, klikkend of onzeker gevoel, pijn bij diep plooien of draaibewegingen van de knie.
Afhankelijk van de klachten van de patiënt en de conditie van de rest van de knie (zoals onderliggende kraakbeenschade) kan een kijkoperatie van de knie aangewezen zijn. Daarbij wordt het gescheurde stukje meniscus weggenomen waardoor de klachten in de knie verdwijnen. Uiteraard wordt enkel het aangetaste stuk meniscus verwijderd.
Slijtagescheuren van de meniscus komen vaker voor bij patiënten ouder dan 50 jaar. Deze scheuren worden eerst behandeld met kinesitherapie, fietsen, pijnstilling en een injectie cortisone. Vaak nemen de klachten af na een drietal maanden of verdwijnen ze zelfs helemaal. Als de klachten te hinderlijk blijven, kan het aangetaste stuk meniscus verwijderd worden via een kijkoperatie.
Bij acute traumatische scheuren van de meniscus kan, afhankelijk van de aard en de plaats van de scheur, een meniscushechting uitgevoerd worden via een kijkoperatie. De meniscus kan dan volledig behouden blijven waardoor hij zijn schokdempende functie ten volle kan blijven uitoefenen en het kraakbeen verder kan beschermen tegen artrose.
- Kraakbeenletsels
Acute kraakbeenletsels en kraakbeenletsels die frequente zwellingen in de knie veroorzaken kunnen in bepaalde gevallen behandeld worden met een kijkoperatie van de knie. Daarbij worden losse stukken kraakbeen verwijderd en wordt er een stabiliserende shaving van het aanwezige kraakbeen uitgevoerd.
In bepaalde gevallen wordt het kraakbeenoppervlak terug gladder gemaakt met een radiofrequente probe. Daardoor kan de knie minder kraken, blokkeren en vocht maken.
Als een kraakbeenletsel beperkt is tot een kleine zone maar wel tot op het bot reikt (graad 5), kan een microfractuur behandeling uitgevoerd worden. Bij deze behandeling worden gaatjes gemaakt in de beenplaat waardoor er stamcellen vrijkomen. Die stamcellen zorgen voor een bindweefselachtige littekenlaag waardoor de klachten verbeteren. Het nadeel van deze behandeling is dat er na de operatie vier tot zes weken slechts beperkt mag gesteund worden op de knie met behulp van een kruk of zelfs helemaal niet op mag worden gesteund.
- Kruisbandreconstructie
Als de voorste of achterste kruisband scheurt en klachten van instabiliteit blijven bestaan kan het aangewezen zijn om de kruisband te reconstrueren via een kijkoperatie door middel van twee kijkgaatjes en één incisie van een drietal cm aan de voorzijde van het onderbeen. (Link)
- Enkele zeldzame indicaties
Breuken met beschadiging van het gewrichtsoppervlak kunnen soms via een kijkoperatie behandeld worden.
Uitzonderlijk kan het nodig zijn om na een kruisbandreconstructie de overdreven littekenreactie te verwijderen om de beweeglijkheid en pijn te verbeteren. Hetzelfde kan uitzonderlijk nodig zijn na het plaatsen van een totale knieprothese.
Daarnaast vormen een meniscustransplantatie en een aantal zeldzame kraakbeenbehandelingen een indicatie voor een kijkoperatie.
Frequent gestelde vragen ?
- Wat kan ik verwachten na een kijkoperatie voor een meniscusletsel?
In de meeste gevallen heeft een kijkoperatie van de knie voor een gescheurde meniscus een zeer goede prognose met zelden complicaties. Meniscushechtingen na acute scheuren geven vaak een uitstekend resultaat waarbij de symptomen zeer snel verdwijnen en de patiënt zeer snel het werk en/of de sport kan hervatten.
Slijtagescheuren bij patiënten boven de 50 jaar kunnen na de operatie soms problemen stellen door onderliggende kraakbeenschade in het geopereerde deel van de knie (binnenzijde vs buitenzijde). Soms kan een specifieke brace voorgeschreven worden om dit probleem op te vangen. Voor de operatie worden de verwachte resultaten besproken. Uiteraard zijn die afhankelijk van het onderliggende letsel.
- Hoe mobiel ben ik na de operatie?
Na een kijkoperatie mag u direct steunen op het geopereerde been, behalve als het gaat om een meniscushechting of om microfractuur behandeling. De knie mag direct volledig bewegen, behalve bij een meniscushechting.
Krukken worden geadviseerd, zowel als secundaire steun als uit veiligheidsoverwegingen.
Aangezien u een narcose hebt ondergaan, dient u wel vervoer naar huis te voorzien na de kijkoperatie.
- Wanneer kan ik werken / sporten / autorijden?
Vooraf wordt de geschatte afwezigheid van het werk besproken, want dit is zowel afhankelijk van het te behandelen letsel (vb. kleine menisusscheur met directe mogelijkheid om op de knie te steunen vs. kraakbeenbehandeling met steunverbod) als van de aard van het werk (vb. bureaujob vs. fysieke arbeid). In de regel volstaan twee weken ongeschiktheid voor zittend werk en drie tot vier weken voor zwaarder werk.
Op het vlak van sporten wordt fietsen na een kijkoperatie ten sterkste aangeraden. Met lopen wacht u best tot de eerste controle en tot voldoende kracht is opgebouwd onder begeleiding van uw kinesist. Contactsporten worden de eerste zes weken na de kijkoperatie best vermeden.
Autorijden kan zodra uw knie betrouwbaar aanvoelt en dus krachtig en stabiel genoeg is. Er zijn geen afgebakende richtlijnen maar wanneer u vlot weer kunt stappen, wordt autorijden verondersteld geen probleem te zijn. Om problemen met de verzekeringsmaatschappij te voorkomen, adviseren we om uw polisvoorwaarden na te lezen en eventueel het nodige na te vragen bij uw maatschappij.
- Wat zijn de risico’s ?
Bij elke ingreep kan er een complicatie optreden. Bij kijkoperaties komen die zelden voor.
Mogelijke complicaties zijn postoperatieve zwelling of bloeding in de knie, ontstekingen, zenuw- of bloedvatschade of een trombose in het been. Een trombose kunt u vermijden door de voeten regelmatig te bewegen zodat de kuispieren frequent worden opgespannen (te vergelijken met gas geven in de auto).
- Wanneer neem ik vroeger contact op?
Toegenomen zwelling of roodheid van de knie die gepaard gaat met pijn, onvermogen te steunen (voordien wel) of meer dan 38,5°C koorts zijn redenen om vroeger een consultatie aan te vragen of om u aan te bieden op de spoedopname. Indien de kuit gezwollen, warm, rood is en pijn doet bij druk, moet u meteen naar de spoedopname gaan voor verdere onderzoeken om een trombose uit te sluiten of te behandelen.
De kruisbanden zijn de centrale stabilisatoren van de knie en bevinden zich midden in de knie. Ze verbinden het dijbeen met het scheenbeen en lopen kruisvormig naast elkaar. Ze verzorgen de voorachterwaartse stabiliteit van de knie.
Bij een trauma kan er een verrekking of scheur van één of beide kruisbanden ontstaan, wat instabiliteit van de knie tot gevolg kan hebben. Afhankelijk van het type trauma is de voorste of achterste kruisband geraakt. In het overgrote deel van de kruisbandletsels gaat het echter om de voorste kruisband.
Belangrijk zijn ook de geassocieerde letsels (tot 40% van de gevallen). Een torsiebeweging van de knie kan naast een kruisbandscheur ook een meniscusscheur of kraakbeenletsel veroorzaken. Het is van belang om die tijdens het klinisch onderzoek en de medische beeldvorming waar te nemen, aangezien ze een adequate en gecombineerde behandeling vragen. Zo kan een meniscusscheur tijdens de reconstructie van de kruisband een meniscushechting noodzaken of moeten er kraakbeenstukjes verwijderd worden of een geassocieerde kraakbeenbehandeling uitgevoerd worden. (zie ook kijkoperatie van de knie)
Vóór de operatie worden de verwachtingen over deze zaken uitgebreid besproken. De kans bestaat echter dat pas tijdens de operatie een goed beeld van het letsel kan gevormd worden en op dat moment moet beslist worden.
Hieronder worden letsels van de voorste en achterste kruisband besproken.
De Voorste kruisband
- Hoe ontstaat een letsel van de voorste kruisband?
De voorste kruisband vermijdt dat het onderbeen naar voor schuift ten opzichte van het bovenbeen. Een letsel ter hoogte van de voorste kruisband ontstaat voornamelijk bij een draaibeweging van de knie terwijl de voet gefixeerd blijft op de grond. Vaak voelt of hoort men een krak, met quasi altijd een grote bloeduitstorting in de knie, waardoor deze snel zwelt. Een tweede mogelijkheid waarop een letsel aan de voorste kruisband kan ontstaan, is het overdreven plooien of strekken van de knie.
Belangrijk is te weten dat een totale voorste kruisbandscheur niet spontaan geneest en dus dient hersteld te worden als er klachten ontstaan. Als gevolg van het kruisbandletsel kan er een toegenomen beweeglijkheid zijn van het onderbeen ten opzichte van het bovenbeen, waardoor instabiliteit en doorzakken ontstaan.
- Hoe wordt een voorste kruisbandscheur behandeld?
De keuze tussen een operatie of een niet-chirurgische (conservatieve) behandeling hangt af van de leeftijd en het sportief profiel van de patiënt, de instabiliteitsklachten en eventuele geassocieerde letsels.
Als de kruisband alleen verrokken is en er nog goede vezels aanwezig zijn, zijn de instabiliteitsklachten vaak beperkt of afwezig. In dergelijke gevallen kan er geopteerd worden om conservatief te behandelen met intensieve revalidatie onder begeleiding van een kinesist en bracing. Blijkt deze behandeling na een drietal maanden niet het verwachte resultaat te hebben, dan kan alsnog overgegaan worden tot een reconstructie van de voorste kruisband via een kijkoperatie. Een gedeeltelijke scheur van de kruisband kan echter ook direct instabiliteitsklachten geven. In deze gevallen kan meteen overgegaan worden tot een chirurgisch herstel.
Ook het patiëntenprofiel is belangrijk. Patiënten met sportambities waar veel draaibewegingen plaatsvinden (voetbal, basket, hockey,…) kunnen hun sport niet naar behoren uitvoeren. Hier dringt een reconstructie zich sneller op. Bij oudere patiënten met minder sportieve wensen daarentegen zal eerder een niet-chirurgische behandeling aan de orde zijn, zonder dat dit op termijn klachten geeft.
- Hoe wordt de voorste kruisband hersteld?
Om de stabiliteit van de knie te herstellen wordt een nieuwe kruisband gemaakt. Hiervoor kunnen verschillende pezen gebruikt worden – zoals de eigen hamstrings, kniepees of quadricepspees – of donorpezen. Momenteel zijn de eigen hamstrings de eerste keuze, waarbij we afhankelijk van de dikte 1 of 2 hamstring pezen gebruiken.
Na een acuut trauma wordt er vaak voor gekozen om de knie eerst tot rust te laten komen en onder begeleiding van een kinesist de knie in een zo goed mogelijke conditie te krijgen voor de operatie. Het is belangrijk dat de knie zo soepel mogelijk is omdat een operatie op een stijve knie een hoger risico op bewegingsbeperking na de operatie en een lastigere revalidatieperiode met zich meebrengt.
De reconstructie van de kruisband gebeurt via een kijkoperatie. In het bovenbeen en het onderbeen worden tunnels gemaakt op die plaatsen waar de kruisband vastgehecht is aan het bovenbeen en onderbeen. De nieuwe pees wordt door die tunnels getrokken en aan het bovenbeen gefixeerd met een plaatje en aan het onderbeen met een schroef.
Bij patiënten die aan pivot-sporten doen (vb. voetbal, basket) kan gekozen worden voor een extra stabilisatie aan de buitenzijde van de knie. Dit is de monoloop procedure. Deze procedure maakt de knie extra stabiel, waardoor de kans dat de nieuwe kruisband ook scheurt verder afneemt. De aanwijzingen om een extra stabilisatie aan te brengen en de voor- en nadelen van de ingreep worden voor de operatie grondig met de patiënt besproken.
De Achterste kruisband
De achterste kruisband voorkomt dat het onderbeen achteruit schuift ten opzichte van het bovenbeen. Als de achterste kruisband scheurt, dan is dat meestal door een verkeersongeval of contactsport waarbij het onderbeen naar achter wordt geforceerd ten opzichte van het bovenbeen. Afhankelijk van de kracht waarmee het been wordt geforceerd, kunnen geassocieerde letsels aan de buitenzijde van de knie, de meniscussen of voorste kruisband ontstaan.
Meestal wordt de achterste kruisband uitgerokken, eerder dan dat hij volledig scheurt. Een achterste kruisbandscheur komt zelden voor. De behandeling zal daarom meestal bestaan uit kinesitherapie en specifieke bracing. Alleen als de instabiliteit aanhoudt na maximale oefentherapie, kan een reconstructie van de achterste kruisband via een operatie zich opdringen.
Frequent gestelde vragen ?
- Wat kan ik verwachten na een reconstructie van de voorste kruisband?
De reconstructie vindt grotendeels via een kijkoperatie plaats. Het oogsten van de hamstrings gebeurt via een kleine incisie aan de voorzijde van het onderbeen.
De operatie gebeurt onder algemene narcose. Meestal plaatst de anesthesist vooraf via een prik in de lies een zenuwblok om de pijn meteen na de operatie zo goed mogelijk op te vangen. U dient één nacht in het ziekenhuis te blijven. De dag na de operatie kunt u het ziekenhuis verlaten met twee krukken en een brace.
Na de ingreep mag u in principe tussen krukken onmiddellijk steunen op het geopereerde been, tenzij dat niet kan omwille van een geassocieerd letsel. De eerste dagen kan de knie dik staan en gevoelig zijn. Regelmatig ijs op de knie leggen en medicatie helpt hiertegen. Op voorschrift gebeurt er ook een inspuiting in de buik ter preventie van trombose.
Meteen na de operatie kan de revalidatie starten onder begeleiding van een kinesist. U krijgt een specifiek revalidatieschema mee bij uw ontslag uit het ziekenhuis.
- Wanneer kan ik werken / sporten / autorijden?
Vooraf wordt de geschatte afwezigheid van het werk besproken. Dit varieert van zes weken voor bureauwerk tot drie maanden voor fysiek werk.
Op het vlak van sporten wordt fietsen ten sterkste aangeraden van zodra uw mobiliteit dit toelaat. Met lopen kunt u ten vroegste drie maanden na de operatie starten als de knie niet meer zwelt. Competitiesporten en pivotsporten (dit zijn sporten met rotatiebewegingen) kunnen meestal pas na zes maanden worden hervat in overleg met uw kinesist en behandelende arts.
Autorijden kan zodra uw knie betrouwbaar aanvoelt en dus krachtig en stabiel genoeg is. Er zijn geen afgebakende richtlijnen maar wanneer u vlot weer kunt stappen, wordt autorijden verondersteld geen probleem te zijn. Meestal is dat zo’n zestal weken na de operatie. Om problemen met de verzekeringsmaatschappij te voorkomen, adviseren we om uw polisvoorwaarden na te lezen en eventueel het nodige na te vragen bij uw maatschappij.
- Wat zijn de risico’s?
Bij elke ingreep kan er een complicatie optreden. De belangrijkste complicatie bij reconstructies van de voorste kruisband via een operatie is postoperatieve stijfheid waarbij de knie niet volledig kan strekken (tot 5% van de gevallen). Meestal is dit te wijten aan overdreven littekenreactie vooraan in de knie aan de basis van de nieuwe kruisband, of een ‘te goede’ genezing. In dergelijke gevallen moet er gewacht worden tot de littekenreactie uitgedoofd is. Daarna kan het teveel aan littekenweefsel via een korte kijkoperatie van de knie weggenomen worden.
Andere mogelijke maar zeldzame complicaties zijn zwellingen of bloeding in de knie, ontstekingen of infecties, zenuw- of bloedvatschade of een trombose in het been (minder dan 1% van de gevallen). Een trombose kunt u vermijden door de voeten regelmatig te bewegen zodat de kuispieren frequent worden opgespannen (te vergelijken met gas geven in de auto).
- Wanneer neem ik vroeger contact op?
Toegenomen zwelling of roodheid van de knie die gepaard gaat met pijn, onvermogen te steunen (voordien wel) of meer dan 38,5°C koorts zijn redenen om vroeger een consultatie aan te vragen of om u aan te bieden op de spoedopname. Indien de kuit gezwollen, warm, rood is en pijn doet bij druk, moet u meteen naar de spoedopname gaan voor verdere onderzoeken om een trombose uit te sluiten of te behandelen.
Wat is artrose van de knie?
Artrose van de knie is een chronisch slijtageproces waarbij het beschermende kraakbeen ter hoogte van de botuiteinden geleidelijk aan afneemt in volume en kwaliteit. Er ontstaan barsten, putjes en zones van bloot bot. Naast de vermindering van het kraakbeen neemt bij het ouder worden ook de kwaliteit van het weefsels van de meniscussen af, waardoor ze hun schokdempende functie minder goed kunnen uitvoeren.
Artrose van de knie komt het meest voor bij ouderen. Ook jongere patiënten kunnen echter artrose van de knie ontwikkelen. Meestal is dat dan na een trauma of verkeersongeval.
Oorzaken
Artrose van de knie is een proces waarbij meerdere factoren impact hebben op de ernst van de aandoening en de snelheid waarmee de artrose evolueert. De belangrijkste factoren zijn de volgende:
- oudere leeftijd
- zwaar fysiek werk uitgevoerd in het verleden
- knietrauma (sportongeval of verkeersongeval)
- overgewicht
- genetisch (artrose in de familie?)
- vroegere heelkundige ingrepen (vb. meniscusscheur waarvoor een deel van de meniscus moest weggenomen worden)
Symptomen
De klachten die zich kunnen ontwikkelen tijdens het proces van artrose van de knie zijn (nachtelijke) pijn, herhaaldelijke zwellingen van de knie, en minder goed wandelen of trappen lopen. Vaak is er ochtendstijfheid en pijn bij langdurig zitten, staan of stappen.
Naarmate de artrose vordert, is het mogelijk dat de knie niet helemaal meer kan plooien of strekken of kan de stand van het gehele been schever worden: toename van O-been door slijtage aan de binnenzijde of toename van X-been door slijtage aan de buitenzijde.
Onderzoeken en diagnose
De diagnose van artrose van de knie wordt gesteld op basis van het klachtenpatroon van de patiënt, gecombineerd met aanvullende beeldvorming. In de meeste gevallen volstaat een klassieke röntgenfoto om de diagnose te stellen en een idee te hebben van de ernst van de slijtage. Vaak wordt aanvullend een röntgenfoto van het volledige been genomen of een MRI (of soms een CT-scan) uitgevoerd om meer informatie te verzamelen, om andere oorzaken uit te sluiten en om een aangepaste behandeling te kunnen uitwerken.
Artrose van de knie gaat niet noodzakelijk gepaard met pijn. De ene patiënt verdraagt een zekere vorm van kraakbeenslijtage beter dan de andere. Bijgevolg zijn de klachten van de patiënt zelf doorslaggevend voor de keuze van de behandeling, niet de röntgenbeelden van de knie.
Behandelingen
- Kinesitherapie
Oefentherapie, onder de vorm van kinesitherapie in combinatie met thuisoefeningen, is de grondsteen van de behandeling. Onder begeleiding van een kinesist kunnen de spieren rond de knie getraind worden, waardoor de druk op het beschadigde kraakbeen vermindert en de functie van de knie kan verbeteren.
- Pijnstillers en ijs
Bij een acute opstoot van artrose ter hoogte van de knie met nachtelijke ontstekingspijn en zwellingen kan een korte kuur van ontstekingsremmers in combinatie met ijs op de knie een pijnstillend en ontstekingswerend effect hebben.
- Fietsen
Hoewel artrose van de knie pijn geeft bij lang zitten, staan en stappen, zijn de klachten vaak afwezig bij fietsen. Aangezien fietsen geen gewichtdragende sport is, zorgt het ervoor dat de spieren ook bij knieën met toegenomen slijtage goed kunnen getraind worden. Belangrijk is wel om aan een lage intensiteit en op souplesse te oefenen zodat overdruk in de knie wordt vermeden. Fietsen is dus een goede onderhoudsbehandeling en kan een goed alternatief zijn voor patiënten die een andere sportieve carrière omwille van artrose van de knie moeten stopzetten (vb. voetbal).
- Gewichtsverlies
Bij patiënten met overgewicht kan een gering gewichtsverlies (5 kg) al voldoende zijn om de klachten aanzienlijk te verbeteren. Bij activiteiten zoals trappen lopen kan het kraakbeen tot acht keer het lichaamsgewicht moeten verwerken. 1 kg minder lichaamsgewicht wordt bijgevolg door de knie aangevoeld als 8 kg minder druk.
- Kraakbeensupplementen
In bepaalde gevallen kunnen voedingssupplementen, in de vorm van hyaluronzuurpreparaten, voorgeschreven worden. Dit is geen medicatie, niet schadelijk en kan langdurig worden ingenomen zonder bijwerkingen. Een kuur moet minstens zes maanden worden gevolgd om het effect ervan te kunnen evalueren. Kraakbeensupplementen kunnen de noodzakelijke oefentherapie uiteraard niet vervangen!
- Inspuitingen van de knie
De knie wordt ingespoten met cortisone of een hyaluronzuur gel. Cortisone (vb. Depomedrol) is aangewezen bij een acute achteruitgang met vocht in de knie (posttraumatisch, overbelaste of ontstoken knie).
Hyaluronzuur gel (vb. Ostenil, Synvisc) kan een positief effect hebben voor (ochtend)stijfheid, knagen en zeuren van de knie.
De inspuitingen worden meestal in series van drie inspuitingen kort na elkaar gegeven om een sterker effect te verkrijgen.
Als bovenstaande inspuitingen in combinatie met andere maatregelen geen effect hebben, kan bij jongere patiënten PRP-therapie aangeraden worden. Deze therapie brengt echter een behoorlijke meerkost met zich mee omdat ze niet wordt terugbetaald door de ziekteverzekering.
- Operatie
Als bovenstaande behandelingen niet aanslaan, kan een operatie nodig zijn om de klachten in het dagelijkse leven onder controle te krijgen.
- Kijkoperatie van de knie
In een beperkt aantal gevallen kan er een reden zijn om een kijkoperatie van de knie uit te voeren, bijvoorbeeld bij losse fragmenten kraakbeen in de knie, een acute achteruitgang na een trauma, blokkeren van de knie, gelokaliseerde kraakbeenletsels… Het stadium van de artrose bepaalt mee of een kijkoperatie aangewezen is.
Bij jongere patiënten van wie bovenstaande behandelingen niet aanslaan, kan via een kijkoperatie het kraakbeen met een radiofrequente probe of een ice picking procedure gestabiliseerd worden. Eventueel is een ascorrectie van de knie (osteotomie) mogelijk. Met deze ingrepen wordt geprobeerd om de noodzaak van een prothese uit te stellen.
- Knieprothese
Als alle bovenstaande behandelingen falen en de artroseklachten een erg grote belemmering vormen in het dagelijkse leven, dan is een totale knieprothese aangewezen om de levenskwaliteit te verbeteren en autonomie terug te geven aan de patiënt.
Het is belangrijk om de keuze voor een knieprothese te maken met de juiste verwachtingen. Het doel van een knieprothese is de (nachtelijke) pijn wegnemen, pijnvrij kunnen stappen en fietsen, en de kwaliteit van leven verbeteren. Intensieve sportbeoefening en zware fysieke arbeid zijn echter quasi niet meer mogelijk met een knieprothese. Om die reden wordt een knieprothese waar mogelijk vermeden voor jongere patiënten.
Plaatsen van een knieprothese
Bij het plaatsen van een knieprothese wordt de knie vooraan opengemaakt. Vervolgens wordt het zieke kraakbeen weggenomen en vervangen door componenten in metaal en kunststof (polyethyleen). De knieprothesen zijn speciaal ontworpen om de anatomie van de knie zo goed mogelijk benaderen, zodat een zo natuurlijk mogelijk gevoel wordt benaderd.
Er bestaan verschillende types van knieprothesen, die ingezet worden naargelang het patroon van de slijtage. Het is dus niet altijd nodig om een totale knieprothese te laten plaatsen. Vóór de operatie worden de verwachtingen over deze zaken uitgebreid besproken. De kans bestaat echter dat pas tijdens de operatie een goed beeld van het letsel kan gevormd worden en op dat moment moet beslist worden.
- Totale knieprothese
Zoals eerder vermeld bestaat de knie uit drie compartimenten (binnenste, buitenste en voorste compartiment). Als de slijtage in twee of in alle compartimenten van de knie ver gevorderd is, kan enkel nog een totale knieprothese geplaatst worden.
Bij een totale knieprothese wordt het kraakbeen in de drie compartimenten weggenomen en vervangen door metalen en kunststof componenten. Deze componenten hebben quasi dezelfde vorm als een normale knie en laten een vergelijkbare beweeglijkheid en functie toe.
Vanaf heden gebruikt Dr. Moens voor alle knieprothesen de chirurgische robot ‘ROSA. Hij blijft uiteraard zelf instaan voor het plaatsen van de knieprothese en elke beslissing die er wordt genomen. De robot geeft tijdens de ingreep permanent informatie, feedback en aanwijzingen gedurende de stappen van de operatie.
- Halve (unicompartimentele) knieprothese
Als de slijtage zich beperkt tot de binnenkant of de buitenkant van de knie kan een halve (unicompartimentele) knieprothese geplaatst worden.
Bij een halve knieprothese wordt slechts in één compartiment van de knie het kraakbeen weggenomen en vervangen door metalen en kunststof componenten. Het kraakbeen, de meniscus en de kruisbanden van de andere compartimenten blijven bewaard.
De gewaarwording van de knie met een halve knieprothese leunt veel nauwer aan bij de eigen knie. Ook de revalidatie verloopt vaak veel sneller.
- Knieschijfprothese (patellofemorale prothese)
Als de artrose zich enkel voordoet in het voorste compartiment van de knie (dit is de achterzijde van de knieschijf en de groeve waarin ze spoort), kan een knieschijfprothese (patellofemorale prothese) geplaatst worden.
Om een knieschijfprothese mogelijk te maken, mogen er geen pijnklachten zijn in de rest van de knie. Er zullen vóór de operatie een aantal aanvullende onderzoeken nodig zijn om zeker te zijn dat het probleem zich enkel in het voorste compartiment situeert.
Lees ook meer info over Rapid Recovery
Frequent gestelde vragen?
Omdat een totale knieprothese het meest geplaatst wordt ligt de nadruk hieronder op een totale knieprothese.
- Wat kan ik verwachten na een prothese van de knie?
Bij het plaatsen van een knieprothese wordt een snee gemaakt aan de voorkant van de knie. De operatie gebeurt onder algemene narcose, meestal voorafgegaan door een prik in de lies door de anesthesist om de pijn meteen na de operatie zo goed mogelijk op te vangen.
Na de operatie blijft er een drainagebuisje in de knie tot de dag nadien. De dag na de operatie wordt gestart met de revalidatie in het ziekenhuis onder begeleiding van de kinesisten en ergotherapeuten. U verblijft drie tot vijf dagen in het ziekenhuis. Ontslag kan van zodra de wonde droog is, de knie 90° plooit en u zich zelfstandig kunt verplaatsen.
Bij uw ontslag uit het ziekenhuis krijgt u een specifiek revalidatieschema mee. Thuis wordt de kinesitherapie verdergezet om het stappen te oefenen, de spieren te trainen, en de mobiliteit van de knie te herwinnen. De eerste weken tot maanden na de operatie kan de knie nog gezwollen zijn en warmer aanvoelen.
Gedurende drie weken na de operatie worden inspuitingen in de buik voorgeschreven ter preventie van tromboflebitis.
- Wanneer kan ik werken / sporten / autorijden?
Vooraf wordt de geschatte afwezigheid van het werk besproken. Dit varieert van drie maanden voor bureauwerk tot zes maanden voor fysiek werk.
Op het vlak van sporten wordt fietsen ten sterkste aangeraden van zodra uw mobiliteit dit toelaat, meestal is dat na een zestal weken. Voor alle andere sporten is terughoudendheid geboden en wordt er geval per geval gekeken. Impactsporten worden in elk geval afgeraden omwille van het risico op trauma’s en vervroegde loslating. Sporten als skiën, zwemmen, dubbelspel tennis en licht joggen behoren nog tot de mogelijkheden, maar worden niet gestimuleerd.
Autorijden kan zodra uw knie betrouwbaar aanvoelt en dus krachtig en stabiel genoeg is. Er zijn geen afgebakende richtlijnen maar wanneer u vlot weer kunt stappen, wordt autorijden verondersteld geen probleem te zijn. Meestal is dat zo’n vier tot zes weken na de operatie. Om problemen met de verzekeringsmaatschappij te voorkomen, adviseren we om uw polisvoorwaarden na te lezen en eventueel het nodige na te vragen bij uw maatschappij.
- Hoe lang gaat een knieprothese mee?
Met de huidige technieken gaat een knieprothese tot maximum 25 jaar mee. Gemiddeld doet u er 15 tot 20 jaar mee, op voorwaarde dat er geen infecties, trauma’s… voorkomen in die periode. Ook de manier waarop u met de prothese omgaat, heeft een invloed op de levensduur van de knieprothese. Bij zwaar intensief sporten zal de prothese bijvoorbeeld sneller loslaten.
- Wat zijn de risico’s?
Bij elke ingreep kan er een complicatie optreden. Mogelijke maar zeldzame complicaties zijn zwellingen of bloeding in de knie, wondproblemen, overgevoeligheid van het litteken, infectie, ontstekingen, zenuw- of bloedvatschade of een trombose in het been. Een trombose kunt u vermijden door de voeten regelmatig te bewegen zodat de kuispieren frequent worden opgespannen (te vergelijken met gas geven in de auto).
Een specifieke complicatie bij het plaatsen van een knieprothese is arthrofibrose, wat overmatige littekenvorming betekent. Dit is een overdreven beschermingsreactie van het lichaam tegen de prothese die stijfheid en bewegingsmoeilijkheden met zich meebrengt en moeilijk te behandelen is.
Laattijdige complicaties, zoals een infectie, de prothese die loslaat, fractuur na een val… kunnen zich gedurende de volledige levensduur van de prothese voordoen.
- Wanneer neem ik vroeger contact op?
Toegenomen zwelling of roodheid van de knie die gepaard gaat met pijn, onvermogen te steunen (voordien wel) of meer dan 38,5°C koorts zijn redenen om vroeger een consultatie aan te vragen of om u aan te bieden op de spoedopname. Indien de kuit gezwollen, warm, rood is en pijn doet bij druk, moet u meteen naar de spoedopname gaan voor verdere onderzoeken om een trombose uit te sluiten of te behandelen.
Een osteotomie van de knie houdt in dat het bot van de knie wordt doorgezaagd en een ascorrectie wordt uitgevoerd. Een normale knie heeft een quasi rechte as, dat wil zeggen dat de belasting van het been door het midden van de knie loopt. Als de belastingsas afwijkt van het midden van de knie, spreken we van O-benen (varus knie) of X-benen (valgus knie). We spreken van een O-been als de belasting aan de binnenzijde van de knie loopt. Bij een X-been loopt de belastingsas daarentegen aan de buitenzijde van de knie. Beide afwijkingen hebben overbelasting en versnelde kraakbeenslijtage tot gevolg.
Patiënten met asafwijkingen kunnen bij vroegtijdige kraakbeenslijtage of artrose in bepaalde gevallen baat hebben bij een ascorrectie waarbij we de gewichtsas verleggen.
Oorzaken
Vaak is een afwijkende stand al in lichte mate aanwezig sinds de jeugd, vb. O-benen, en neemt die toe door slijtage. Naarmate het kraakbeen aan de binnenkant van de knie afneemt, neemt de belasting aan de binnenkant verder toe.
Andere redenen voor een asafwijking van de knie zijn een vroegere operatie (vb. nadat een deel of de volledige meniscus werd weggenomen) of een breuk die bij de genezing heeft geleid tot een afwijkende stand.
Indicaties voor osteotomie
De meest voorkomende indicatie voor een osteotomie van de knie is verdunning van het kraakbeen in het kniegewricht (inzettende artrose) met belastingsgebonden pijn in één compartiment van de knie (binnenzijde bij O-benen, buitenzijde bij X-benen), waarbij andere behandelingen niet aanslaan.
De klachten bestaan uit zwellingen van de knie, nachtelijke pijn, functionele beperkingen zoals een gedaalde wandelafstand en pijn bij lang staan.
Om te kunnen overgaan tot een osteotomie is het nodig dat de artrose beperkt is tot het aangetaste compartiment en dat de rest van de knie goed bewaard is. Enkel dan kan het zinvol zijn de as van het been te corrigeren om de druk te verplaatsen van het aangetaste compartiment naar het gezonde compartiment van de knie.
Een osteotomie wordt aangeraden aan relatief jonge patiënten (jonger dan 60 jaar) met een actieve levensstijl (fysiek werk, actieve sporters). Met deze ingreep wordt geprobeerd om de noodzaak van een prothese uit te stellen. Aangezien een knieprothese slechts zelden toelaat om verder intensief te sporten of zwaar fysiek werk te verrichten, kan een osteotomie het activiteitsniveau van de patiënt naar omhoog halen zodat de wandelafstand toeneemt en de mogelijkheden om zwaar fysiek werk en te sporten vergroten.
Bij te ver gevorderde artrose waarbij het kraakbeen volledig verdwenen is, kan een osteotomie geen oplossing bieden. Als andere behandelingen niet aanslaan, zal in dergelijke gevallen moeten worden overgegaan tot het plaatsen van een prothese.
Onderzoeken en diagnose
De indicatie voor een osteotomie wordt onderzocht via een radiografie van de aangetaste knie en het volledige lidmaat in combinatie met een scan van de knie die de kwaliteit van het kraakbeen evalueert.
Meestal wordt er gestart met een ontlastende kniebrace voor een proefperiode van een drietal maand om het effect van de ingreep te kunnen voorspellen.
Het is belangrijk om de keuze voor een osteotomie te maken met de juiste verwachtingen. De aanwezige kraakbeenslijtage zal na de operatie niet genezen zijn, maar de pijnklachten die deze slijtage tot gevolg hebben, zullen wel sterk verminderen.
Hoe wordt een osteotomie uitgevoerd?
Er zijn twee manieren om een ascorrectie uit te voeren: open wig of gesloten wig osteotomie. Welk type van osteotomie wordt gekozen, hangt af van het type afwijking (O-been vs. X-been) en de plaats van de afwijking (bovenbeen vs. onderbeen).
Bij een open wig osteotomie wordt het onderbeen of bovenbeen doorgenomen en langs één zijde (binnenkant of buitenkant) opengesperd tot de gewenste ascorrectie tot stand komt. Deze correctie wordt tijdens de operatie met röntgen stralen gecontroleerd alvorens deze stand wordt gefixeerd door middel van een plaat. De opengesperde wig vult zichzelf over een verloop van een zestal weken met bot en de gemaakte breuk geneest.
Bij een gesloten wig osteotomie wordt het been doorgenomen en wordt langs één zijde een kleine driehoek of wig van het bot verwijderd. Vervolgens wordt het bot langs die kant dichtgeklapt om de gewenste ascorrectie tot stand te brengen. Hierover wordt dan een beschermende plaat aangebracht.
Frequent gestelde vragen ?
- Wat kan ik verwachten na een osteotomie van de knie?
Voor de osteotomie wordt een snee gemaakt van een tiental centimeter op de plaats waar de osteotomie zal plaatsvinden. De operatie gebeurt onder algemene narcose, meestal voorafgegaan met een prik in de lies om de pijn meteen na de operatie zo goed mogelijk op te vangen.
Na de operatie blijft er een drainagebuisje in de knie tot de dag nadien. De dag na de operatie kunt u het ziekenhuis verlaten met twee krukken. De eerste weken na de operatie mag u niet of slechts zeer beperkt steunen op de knie. Pas na vier tot zes weken kan er geleidelijk aan op het been worden gesteund.
Meteen na de operatie wordt gestart met kinesitherapie om de spieren te trainen en de mobiliteit van de knie te herwinnen. Bij uw ontslag uit het ziekenhuis krijgt u een specifiek revalidatieschema mee. De eerste dagen tot weken na de operatie kan de knie nog gezwollen zijn.
Zolang er maar beperkt mag worden gesteund op de knie, worden inspuitingen in de buik voorgeschreven ter preventie van tromboflebitis.
- Wanneer kan ik werken / sporten / autorijden?
Vooraf wordt de geschatte afwezigheid van het werk besproken. Dit varieert van zes weken voor bureauwerk tot zes maanden voor fysiek werk.
Op het vlak van sporten wordt fietsen ten sterkste aangeraden van zodra uw mobiliteit dit toelaat, meestal is dat na een zestal weken. Andere sporten kunnen meestal pas na zes maanden worden hervat in overleg met uw kinesist en behandelende arts.
Autorijden kan zodra uw knie betrouwbaar aanvoelt en dus krachtig en stabiel genoeg is. Er zijn geen afgebakende richtlijnen maar wanneer u vlot weer kunt stappen, wordt autorijden verondersteld geen probleem te zijn. Meestal is dat zo’n zes tot acht weken na de operatie. Om problemen met de verzekeringsmaatschappij te voorkomen, adviseren we om uw polisvoorwaarden na te lezen en eventueel het nodige na te vragen bij uw maatschappij.
- Wat zijn de risico’s?
Bij elke ingreep kan er een complicatie optreden. Mogelijke maar zeldzame complicaties zijn zwellingen of bloeding in de knie, overgevoeligheid van het litteken, infectie, compartimentsyndroom, zenuw- of bloedvatschade of een trombose in het been. Een trombose kunt u vermijden door de voeten regelmatig te bewegen zodat de kuispieren frequent worden opgespannen (te vergelijken met gas geven in de auto).
Een ondercorrectie of overcorrectie van de stand van het been komt quasi niet voor omdat de ascorrectie tijdens de operatie via röntgenstralen wordt gecontroleerd.
Bij rokers is er een reëel risico dat de osteotomie slecht heelt. Om de botgenezing te bevorderen, wordt aangeraden om te stoppen met roken.
Nadat de knie geheeld is, kan het voorvallen dat de plaat irritatie geeft. Als dat het geval is, dan kan de plaat via een kleine ingreep worden verwijderd, zonder dat daar terug revalidatie of immobilisatie voor nodig is.
- Wanneer neem ik vroeger contact op?
Toegenomen wondlekkage, zwelling of roodheid van de knie die gepaard gaat met pijn, onvermogen te steunen (voordien wel) of meer dan 38,5°C koorts zijn redenen om vroeger een consultatie aan te vragen of om u aan te bieden op de spoedopname. Indien de kuit gezwollen, warm, rood is en pijn doet bij druk, moet u meteen naar de spoedopname gaan voor verdere onderzoeken om een trombose uit te sluiten of te behandelen.
De knieschijf bevindt zich in het knie tussen de quadriceps bovenaan en de kniepees onderaan. Ze wordt verder gestabiliseerd door verschillende ligamenten waarvan het mediaal patellofemoraal ligament (MPFL) de belangrijkste stabiliserende factor is. Een MPFL is een gewrichtsband aan de binnenzijde van de knie en vertrekt vanuit de binnenzijde van het bovenbeen en hecht aan ter hoogte van de binnenzijde van de knieschijf. Bij het bewegen van de knie zorgt dit ligament er mee voor dat de knieschijf mooi in de centrale groeve van het bovenbeen terechtkomt en de knieschijf niet ontwricht.
Oorzaken
Instabiliteit van de knieschijf en ontwrichting van de knieschijf komen meestal voor bij jongere patiënten tussen 14 en 24 jaar. Er zijn verschillende omstandigheden die aan de basis kunnen liggen van een knieschijfontwrichting:
- afwijkende vorm van de groeve
- te hoog ingeplante knieschijf
- afwijkende inplanting van de kniepees op het onderbeen
- kanteling van de knieschijf naar de buitenzijde
Als er meerdere risicofactoren aanwezig zijn, stijgt de kans op ontwrichting. Bij een ontwrichting scheurt het mediaal patellofemoraal ligament altijd. Daardoor neemt het risico op een volgende knieschijfontwrichting sterk toe.
Uitzonderlijk ontwricht de knieschijf zonder dat er risicofactoren aanwezig zijn door een directe impact op de binnenkant van de knieschijf.
Indicaties voor stabilisatie procedures
Elke ontwrichting van de knieschijf kan het kraakbeen van de knieschijf, de groeve of de buitenzijde van de knie waar ze terechtkomt, aantasten. Om verdere beschadiging aan de knie tegen te gaan, is er een indicatie voor een reconstructie van het mediaal patellofemoraal ligament om de knieschijf te stabiliseren van zodra de knieschijf eenmaal ontwricht werd – en zeker bij herhaling.
Als er ook een beenderige afwijking bestaat waarbij de kniepees te veel aan de buitenzijde is ingepland, kan in geselecteerde gevallen de inplanting van de kniepees naar binnen of naar beneden verplaatst worden. Dit wordt een tuberositas osteotomie van de knie genoemd.
- Mediaal patellofemoraal ligament (MPFL) reconstructie
Aangezien het mediaal patellofemoraal ligament altijd scheurt bij een knieschijfontwrichting, is een reconstructie van dit ligament de voornaamste ingreep om de knieschijf terug stabiel te krijgen. Om het ligament te reconstrueren wordt een lichaamseigen hamstring gebruikt. Het oogsten van deze pees gebeurt op dezelfde manier als voor een voorste kruisband reconstructie. (Link: voorste kruisband oogsten pezen)
De nieuwe pees wordt aan de binnenkant van de knieschrijf vastgezet door twee schroeven en aan het bovenbeen met één schroef. Het ligament moet de juiste spanning meekrijgen: genoeg om een ontwrichting tegen te houden maar niet teveel zodat de knie nog vlot kan bewegen.
- Tuberositas osteotomie
Indien blijkt dat de kniepees teveel aan de buitenzijde is ingeplantkan een tuberositas osteotomie uitgevoerd worden. Bij deze ingreep wordt het stuk bot waarop de kniepees vastzit op het onderbeen doorgezaagd en vervolgens naar binnen en/of naar beneden verplaatst. Het verplaatste bot wordt terug vastgezet met twee schroeven.
Frequent gestelde vragen?
- Wat kan ik verwachten na een MPFL reconstructie?
Bij een reconstructie van het mediaal patellofemoraal ligament worden drie kleine sneden gemaakt: aan de voorkant van het onderbeen (voor het oogsten van de hamstringpees), aan de binnenkant van de knieschijf en aan het bovenbeen (beide om het nieuwe ligament vast te zetten). De operatie gebeurt onder algemene narcose, meestal voorafgegaand oor een prik in de lies om de pijn meteen na de operatie zo goed mogelijk op te vangen.
Na de operatie mag u met een brace en met twee krukken direct steunen op het geopereerde been. De dag na de operatie kunt u het ziekenhuis verlaten.
Meteen na de operatie wordt gestart met kinesitherapie om de spieren te trainen met specifieke aandacht voor de binnenste dijspier, en om de mobiliteit van de knie te herwinnen. Bij uw ontslag uit het ziekenhuis krijgt u een specifiek revalidatieschema mee.
Zolang er maar beperkt mag worden gesteund op de knie, worden inspuitingen in de buik voorgeschreven ter preventie van tromboflebitis.
Op voorschrift gebeurt er ook een inspuiting in de buik ter preventie van trombosen.
- Wanneer kan ik werken / sporten / autorijden?
Vooraf wordt de geschatte afwezigheid van het werk besproken. Dit varieert van zes weken voor bureauwerk tot drie maanden voor fysiek werk.
Op het vlak van sporten wordt fietsen ten sterkste aangeraden van zodra uw mobiliteit dit toelaat om de quadriceps te trainen. Andere sporten kunnen meestal pas na drie maanden worden hervat in overleg met uw kinesist en behandelende arts. Na een volledige revalidatie kunt u normaal weer intensief sporten met een stabiele knieschijf.
Autorijden kan zodra uw knie betrouwbaar aanvoelt en dus krachtig en stabiel genoeg is. Er zijn geen afgebakende richtlijnen maar wanneer u vlot weer kunt stappen, wordt autorijden verondersteld geen probleem te zijn. Meestal is dat zo’n zes weken na de operatie. Om problemen met de verzekeringsmaatschappij te voorkomen, adviseren we om uw polisvoorwaarden na te lezen en eventueel het nodige na te vragen bij uw maatschappij.
- Wat zijn de risico’s?
Bij elke ingreep kan er een complicatie optreden. Mogelijke maar zeldzame complicaties zijn zwellingen of bloeding in de knie, overgevoeligheid van het litteken, infectie, zenuw- of bloedvatschade of een trombose in het been. Een trombose kunt u vermijden door de voeten regelmatig te bewegen zodat de kuispieren frequent worden opgespannen (te vergelijken met gas geven in de auto).
Bij rokers is er een reëel risico dat de tuberositas osteotomie slecht heelt. Om de botgenezing te bevorderen, wordt aangeraden om te stoppen met roken.
Nadat de knie geheeld is, kan het voorvallen dat de schroeven die geplaatst werden bij de tuberositas osteotomie gevoelig blijven. Als dat het geval is, dan kunnen de schroeven via een kleine ingreep worden verwijderd, zonder dat daar terug revalidatie of immobilisatie voor nodig is.
- Wanneer neem ik vroeger contact op?
Bij toegenomen wonddrainage, zwelling/roodheid van de knie gepaard met pijn (voordien wel) of koorts > 38,5°C zijn redenen om vroeger een consultatie aan te vragen of u aan te bieden op de spoedopname. Indien de kuit gezwollen, warm, rood en drukpijnlijk is dient u direct naar de spoedgevallen te gaan voor verdere onderzoeken om een trombose uit te sluiten/te behandelen.
De knie wordt omringd door verschillende spiergroepen die ervoor zorgen dat de knie normaal kan bewegen. Een aantal van deze spieren zijn gevoelig aan overbelasting. Hieronder worden de meest voorkomende kort besproken.
Kniepeesontsteking (jumper’s knee)
De kniepees (of patellapees) is een korte pees welke vertrekt ter hoogte van de onderzijde van de knieschijf en vast zit op het onderbeen. Het is de uitloper van de grote dijspier of quadricepsspier die het strekken van de knie mogelijk maakt. Wanneer er een ontsteking ontstaat ter hoogte van de kniepees spreken we van een jumper’s knee of kniepeesontsteking.
Een kniepeesontsteking komt vooral voor bij sporters die hun kniepees een te grote belasting opleggen of die te snel hun sportactiviteiten opdrijven.
De ontsteking begint met een paar kleine scheurtjes in de pees, waardoor de pees slecht doorbloed wordt. Daardoor geneest ze moeizamer. Als de sportactiviteiten worden verdergezet, kan er een chronische ontstekingsreactie ontstaan en verzwakt de pees.
- Symptomen
De klacht bestaat uit pijn ter hoogte van de pees, meestal net onder de knieschijf. Er kan ook ook een verdikking van de pees te voelen zijn met pijn over de lengte van de pees tot waar hij is ingeplant in het onderbeen. De klachten komen vooral op de voorgrond bij lopen en springen.
Afhankelijk van wanneer de klachten voelbaar zijn, kan een inschatting gemaakt worden van de ernst van de ontsteking:
- pijn na het sporten
- pijn voor en na het sporten
- pijn voor, tijdens en na het sporten
- minder mogelijkheden om te sporten omwille van de pijn, geen sport zonder pijn
- kniepees scheur!
Het is dus belangrijk om tijdig de diagnose te stellen en te behandelen, zodat chronische ontstekingen en het risico op scheuren van de kniepees worden vermeden.
- Onderzoeken en diagnose
Vaak is de diagnose op bases van het klinisch onderzoek al duidelijk. Als de behandeling niet aanslaat, wordt er een echografie gedaan en/of een MRI-onderzoek uitgevoerd om de schade aan de pees in te schatten.
- Behandeling
De behandeling is afhankelijk van de ernst en de duur van de klachten. Er wordt maximaal ingezet op een conservatieve behandeling (d.w.z. zonder operatie).
Als de klachten een aantal weken of maanden aanwezig zijn, wordt gestart met ijs leggen, ontstekingsremmers, stretching, aanpassen van de sportactiviteiten en kinesitherapie. Een peesbandje of taping kan op korte termijn helpen om bijvoorbeeld nog een paar weken de sportactiviteiten te kunnen verderzetten (bv. seizoen uitspelen, bepaalde sportieve doelen bereiken). Aangezien dit het risico op een chronische ontsteking verhoogt, worden die technieken niet aangemoedigd.
Als de klachten chronisch zijn en bovenstaande behandelingen niet aanslaan, kan PRP-therapie aangeraden worden. Dit omvat een inspuiting van groeifactoren, gefilterd uit het lichaamseigen bloed. Deze therapie brengt echter een behoorlijke meerkost met zich mee omdat ze niet wordt terugbetaald door de ziekteverzekering.
De laatste stap in de behandeling van hardnekkige kniepeesontstekingen het wegnemen van het chronisch ontstoken weefsel en terug aanhechten van de kniepees via een operatie. Na de operatie mag de knie twee weken niet geplooid worden. Met een brace wordt de knie gestrekt gehouden. Vanaf twee weken na de operatie wordt de beweging van de knie geleidelijk aan opgedreven via intensieve kinesitherapie. Dit is belangrijk voor een maximale genezing en een minimale kans op herval.
Sportactiviteiten kunnen meestal pas vanaf vijf maanden na de operatie worden hervat in overleg met uw kinesist en behandelende arts.
Lopersknie (runner’s knee)
Een lopersknie of runner’s knee is een ontsteking van een peesblad aan de buitenzijde van de knie (iliotibiale band) die typisch voorkomt bij lopers en loopsporten.
- Wat is de iliotibiale band?
De iliotibiale band is een dik peesblad dat vertrekt vanuit de heup en zich vasthecht aan de buitenzijde van het onderbeen, buiten het kniegewricht. Hij zorgt mee voor kniestabiliteit aan de buitenzijde. Bij het plooien en strekken van de knie wrijft hij tegen een beenderig uitsteeksel aan de buitenzijde van de knie, waardoor bij frequent sporten hier een lokale ontstekingsreactie kan optreden.
- Oorzaken
De oorzaak is de wrijving die ontstaat ter hoogte van het peesblad aan de buitenzijde van de knie bij het herhaaldelijk plooien en strekken van de knie.
Meestal ontstaan de klachten bij een lopersknie door een combinatie van de volgende voorbeschikkende factoren:
– O-benen
– afwijkend looppatroon
– holvoeten
– beenlengteverschil
– slecht schoeisel of slechte ondergrond
– onaangepast trainingsschema
- Symptomen
De pijn situeert zich aan de buitenkant van de knie. Naargelang de ernst van de ontsteking zijn de klachten soms pas na de inspanning voelbaar en soms al tijdens. Typisch is dat de klachten na een bepaalde afstand of duur van de inspanning optreden.
- Onderzoeken en diagnose
Vaak is de diagnose op bases van het klinisch onderzoek al duidelijk. In bepaalde gevallen worden aanvullende onderzoeken uitgevoerd – zoals een echografie of een MRI – om problemen in het kniegewricht uit te sluiten.
- Behandeling
De behandeling wordt gestart met ijs leggen, ontstekingsremmers, stretching, sportactiviteiten aanpassen of tijdelijk stoppen, en kinesitherapie. Ook uitwendige risicofactoren, zoals slecht schoeisel of versleten schoeisel, eventuele noodzaak aan steunzolen… moeten worden aangepast.
Eventueel wordt een inspuiting cortisone gegeven op de plaats van de ontsteking om de genezing te bevorderen.
Als de klachten chronisch zijn en bovenstaande behandelingen niet aanslaan, kan PRP-therapie aangeraden worden. Dit omvat een inspuiting van groeifactoren, gefilterd uit het lichaamseigen bloed. Deze therapie brengt echter een behoorlijke meerkost met zich mee omdat ze niet wordt terugbetaald door de ziekteverzekering.
De laatste stap in de behandeling is een operatie. Via een snee van een drietal centimeter aan de buitenkant van de knie wordt het ontstoken deel van de iliotibiale band weggenomen op zo het wrijvingsprobleem op te lossen. Na de operatie mag de knie twee weken niet geplooid worden. Met een brace wordt de knie gestrekt gehouden. Vanaf twee weken na de operatie wordt de beweging van de knie geleidelijk aan opgedreven via intensieve kinesitherapie. Dit is belangrijk voor een maximale genezing en een minimale kans op herval. Fietsen is mogelijk vanaf zes weken na de operatie. Lopen kan ten vroegste vanaf acht weken na de operatie in overleg met de behandelende kinesist.